Toen ik slaagde voor mijn vwo wilde ik gaan studeren. Ik begon aan een opleiding Technische Bestuurskunde, maar ik kwam erachter dat zo’n theoretische studie niet echt iets voor mij was. Leren in de praktijk leek mij veel leuker. Ik stopte met de opleiding en zo ontstond een tussenjaar waarin ik veel werkte in het bedrijf van mijn vader en oom. Toen kwam ik erachter dat ik eigenlijk helemaal niet meer aan een voltijdopleiding wilde beginnen. Ik werkte altijd in de vakanties in het bedrijf en vond het interessant om mee te kijken. Van mijzelf moest ik me echter wel verder scholen om me toch door te ontwikkelen. Ik wist niet goed welke kant ik precies op wilde, dus heb ik gekozen voor Bedrijfskunde. Een opleiding Bedrijfskunde is vrij breed, dus daarmee kun je later veel kanten op. Om toch bezig te zijn in de praktijk, heb ik gekozen om deze studie naast mijn werk te doen.
Tijdens het werken hebben de meeste mensen te maken met managers. Nu zal mijn visie op managers, mede dankzij mijn relatief korte carrière, vrij positief zijn. Ik snap dat als je lang bij een bedrijf of in een sector werkt, het frustrerend kan zijn als je een manager hebt die minder weet dan jij. Ik ben zelf vrij open en laat het weten als ik het ergens niet mee eens ben. Ik denk dat als je goed communiceert, je goed overweg kunt met je manager. Als je dingen laat voor wat ze zijn, zal het nooit verbeteren. Dit geldt ook de andere kant op. Een manager kan best eens onderzoeken of zijn methode van leidinggeven ook past bij de groep waaraan hij leidinggeeft. Ook op individueel niveau. Een goede manager is in mijn ogen een manager die niet bang is om te leren van de medewerkers, maar wel kritisch blijft. In het Nationaal Management Onderzoek van ISBW komt dan ook naar voren dat de veel medewerkers volgens henzelf meer vakinhoudelijke kennis hebben dan de manager. Vaak is dit ook het geval. Denk dus als manager niet dat je uitgeleerd bent, want dat ben je simpelweg niet. Doen alsof wekt irritaties op bij medewerkers en je houdt jezelf voor de gek.